Zaterdag 27 mei, '06
Van Coconino N.F. Campground naar Hwy 180 - 61 mijl
We ontbijten met pancakes, wisselen email-adressen uit en vertrekken tegelijk. Zij, in een toyota 4x4 richting het zuiden, ik op m'n 1x1 terug naar het noorden.
Na de heuvel die gisteren een vlotte afdaling, en nu een stlijle klim is, draai ik even af naar het uitkijkpunt over de vallei. Indianen -met plat amerikaans accent- verkopen snuisterijen. Goedkope sieraden en mooie unieke beeldjes en natuurlijk de onmisbare dromenvangers. Ik hou daar niet zo van, geef ze liever de vrije loop.
Ik probeer te genieten van 't uitzicht maar wordt uitgehoord door een aantal amerikaanse touristen, die reageren alsof ze een zeldzaam dier in de plaatstelijke zoo aan 't bewonderen zijn. Compleet met ongevraagde foto's, de apenootjes weiger ik resoluut.
Blij dat ik weer rustig op mijn fietsje zit -met een aardig lunch paket van een echtpaar uit California-, zet ik er een goede vaart achter richting Flagstaff, links en rechts een keer zwaaiend naar de passerende harley's. In een grote supermarkt doe ik boodschappen voor de komende 2/3 dagen, want het ziet er niet naar uit dat er veel eten te krijgen is in de woestijnen rond Grand Canyon. Bij een Mobil tankstation (ik ben de vrijgevigheid in Lee Vining nog niet vergeten) vul ik m'n brandertje bij, en breng een kort bezoek aan de bibliotheek en het plaatstelijk postkantoor.
Hoewel ik dacht alles vrij vlot geregeld te hebben is het 3 uur als ik Flagstaff uit fiets over de 180 richting noorden. Tijdens een korte klim komt er een fietsster naar beneden geracet die me bemoedigend toeroept: "good luck with that hill!" Als ik na twee uur op 8300 voet het bordje "summit" zie moet ik toegeven dat ze niet overdreven heeft. Heuvelaf gaat des te vlotter. Ik stop even bij een kappelletje langs de weg, dat vol hangt met kleine briefjes met anonieme wensen aan de Heer. Ik vraag me af of Hij deze verlate gebieden wel aandoet, er is namelijk weining plaats over voor mijn boodschap.
Kaibab national forest bestaat op deze hoogte voornamelijk uit Pondarosa Pine trees, afgewisseld met een soort berkachtige, met een helderwitte stam en frisgroene bladeren. Na het kerkje verandert het landschap in een uitgestrekte prairie, waar met een beetje fantasie een kudde bisons loopt te grazen, die -als het aan de plaatselijke ranch ligt- hun bestaan mogen voortzetten als repen gedroogd vlees.
Na wat kronkels in de afdaling veranderen de bomen langzaam in struiken. Rond zeven uur duw ik mijn fiets een stuk de berm in, op de plaats waar het hek, wat voor kilometers de weg omheinde, wat terugwijkt. De begroeing ontrekt me aan het zicht van de weg, hier en daar liggen wat dorre takken en -wat me enigzins ongerust maakt- de zachte rode aarde is bezaaid met sporen, waar menig scout zich op zou verheugen. Sommigen zo groot als mijn handpalm, geen beren misschien, maar op z'n minst wat coyotes en een wild zwijn. Uit de top van een dode boom krast een gier zijn commentaar. Na een half uur heb ik m'n tentje staan, eet nog wat en lig -nog steeds moe van de treinreis- om 8 uur in mijn slaapzak.
De wilde dieren blijven uit, maar geconfronteerd met een ander ongemak van het camperen moet ik op twee uur in de nacht dringent m'n tent uit. Nu ben ik er zeker van dat ik naar de sterren fiets. Nog nooit heb ik er zoveel gezien.
Van Coconino N.F. Campground naar Hwy 180 - 61 mijl
We ontbijten met pancakes, wisselen email-adressen uit en vertrekken tegelijk. Zij, in een toyota 4x4 richting het zuiden, ik op m'n 1x1 terug naar het noorden.
Na de heuvel die gisteren een vlotte afdaling, en nu een stlijle klim is, draai ik even af naar het uitkijkpunt over de vallei. Indianen -met plat amerikaans accent- verkopen snuisterijen. Goedkope sieraden en mooie unieke beeldjes en natuurlijk de onmisbare dromenvangers. Ik hou daar niet zo van, geef ze liever de vrije loop.
Ik probeer te genieten van 't uitzicht maar wordt uitgehoord door een aantal amerikaanse touristen, die reageren alsof ze een zeldzaam dier in de plaatstelijke zoo aan 't bewonderen zijn. Compleet met ongevraagde foto's, de apenootjes weiger ik resoluut.
Blij dat ik weer rustig op mijn fietsje zit -met een aardig lunch paket van een echtpaar uit California-, zet ik er een goede vaart achter richting Flagstaff, links en rechts een keer zwaaiend naar de passerende harley's. In een grote supermarkt doe ik boodschappen voor de komende 2/3 dagen, want het ziet er niet naar uit dat er veel eten te krijgen is in de woestijnen rond Grand Canyon. Bij een Mobil tankstation (ik ben de vrijgevigheid in Lee Vining nog niet vergeten) vul ik m'n brandertje bij, en breng een kort bezoek aan de bibliotheek en het plaatstelijk postkantoor.
Hoewel ik dacht alles vrij vlot geregeld te hebben is het 3 uur als ik Flagstaff uit fiets over de 180 richting noorden. Tijdens een korte klim komt er een fietsster naar beneden geracet die me bemoedigend toeroept: "good luck with that hill!" Als ik na twee uur op 8300 voet het bordje "summit" zie moet ik toegeven dat ze niet overdreven heeft. Heuvelaf gaat des te vlotter. Ik stop even bij een kappelletje langs de weg, dat vol hangt met kleine briefjes met anonieme wensen aan de Heer. Ik vraag me af of Hij deze verlate gebieden wel aandoet, er is namelijk weining plaats over voor mijn boodschap.
Kaibab national forest bestaat op deze hoogte voornamelijk uit Pondarosa Pine trees, afgewisseld met een soort berkachtige, met een helderwitte stam en frisgroene bladeren. Na het kerkje verandert het landschap in een uitgestrekte prairie, waar met een beetje fantasie een kudde bisons loopt te grazen, die -als het aan de plaatselijke ranch ligt- hun bestaan mogen voortzetten als repen gedroogd vlees.
Na wat kronkels in de afdaling veranderen de bomen langzaam in struiken. Rond zeven uur duw ik mijn fiets een stuk de berm in, op de plaats waar het hek, wat voor kilometers de weg omheinde, wat terugwijkt. De begroeing ontrekt me aan het zicht van de weg, hier en daar liggen wat dorre takken en -wat me enigzins ongerust maakt- de zachte rode aarde is bezaaid met sporen, waar menig scout zich op zou verheugen. Sommigen zo groot als mijn handpalm, geen beren misschien, maar op z'n minst wat coyotes en een wild zwijn. Uit de top van een dode boom krast een gier zijn commentaar. Na een half uur heb ik m'n tentje staan, eet nog wat en lig -nog steeds moe van de treinreis- om 8 uur in mijn slaapzak.
De wilde dieren blijven uit, maar geconfronteerd met een ander ongemak van het camperen moet ik op twee uur in de nacht dringent m'n tent uit. Nu ben ik er zeker van dat ik naar de sterren fiets. Nog nooit heb ik er zoveel gezien.
No comments:
Post a Comment