Wednesday, May 24, 2006

Enkeltje naar Flagstaff (trein) & Retourtje Coconino N.F. (fiets)

23 mei, '06

Van Flagstaff naar Coconino N.F. Campground - 20 miles

Om vijf uur in de morgen rijd de trein Flagstaff binnen. Mijn bestemming. In het wachtlokaal pak ik mijn fiets uit, die ik gisteren voor vertrek overhaast in een kartonnen doos moest zien te krijgen. Ze heeft het overleeft. Ik voel me overigens wat minder vitaal. Ik zat midden tussen de huilende baby's, zodat ik maar een paar uur geslapen heb.

Daarom besluit ik om nog niet direct aan de lange en eenzame tocht naar de Grand Canyon te beginnen, maar allereerst een bezoekje te brengen aan het zuidelijk gelegen Sedona. Na zo'n 20 mijl vind ik het wel mooi geweest. De camping midden in de beboste canyon is erg duur, vergeleken met california. Maar je bent een nederlander of je bent het niet. Met m'n stoute schoenen aan vraag ik een stel uit Phoenix of ik hun plaats mag delen. Ruimte zat, dus waarom niet?

Gelukkig komen Heath, Leigh-Ann en hun zoontje Hagen ook tot die conclusie, en hebben ook nog een laat ontbijt voor me. Daarna rol ik mijn matje uit en slaap een paar uur.
De familie gaat naar een meer, even verderop, ik hang mijn rugzak over mijn schouders en vertrek voor een mooie wandeling. Het pad wat ik dacht te zien lost langzaam op tussen de dennebomen, maar echt verdwalen kun je hier toch niet, aangezien je vroeger of later tegen de wanden van het dal aanloopt. Met gespitste oren struin ik door struikgewas, klim over stenen en spring over cactussen. Maar hoewel ik op de camping gewaarschuwd ben voor ratelslangen, is mijn waakzaamheid voor niets. Afgezien van een paar vliegen en een weps ben ik alleen.
Ik geniet van het uitzicht op een heuveltop om dan, na wat val en vliegwerk (geef mij m'n fiets maar) terug op de camping te landen.

's Avonds roosteren we maiskolven boven een houtvuur. Ik praat lange tijd met Heath. Hij verteld over zijn jeugd - toen hij twee was is met de auto van zijn ouders twee mijl het maisveld ingereden -, vriendinnetjes - hoe hij twintig mijl rennend aflegde in het holst van de nacht om een bezoekje te brengen aan de kersenboomgaard van zijn buurmeisje -, zijn alcohol verslaving - stoppen is niet moeilijk zegt hij, hij stopt elke week wel een keer -, het Bagelfest in Mattoon, Illenois, waar elk jaar een Bagel van 100 kilo wordt gemaakt-, vreetfeesten - gooi de hete kolen van een vuur in een kuil, gooi er een in alluminium folie gewikkeld varken bovenop, dicht de kuil, wacht een dag, en vraag of de buren ook komen-, mais, en al het andere wat je absoluut moet weten over Illenois.

De donkere hemel tussen de boomtoppen vult zich langzaam maar zeker met ontelbare sterren. Als het vuur enkel nog zachtjes nagloeit ga ik naar mijn tent.
Morgen dus terug naar Flagstaff, boodschappen doen, kaartjes versturen en op weg naar Grandcanyon. Op de kaart ziet het er niet naar uit dat ik de komende 200 mijl een stadje van formaat aan zal doen. Het kan dus even duren voordat mijn volgende bericht komt.

Monday, May 22, 2006

Back in L.A.

Maandag 22 mei, '06

Een lift naar Los Angeles

Na een rustdag in Lone Pine besluiten we om een bus naar Ridgecrest te nemen, om daar een auto te huren en zo alsnog een bezoekje aan vegas te kunnen brengen. Helaas heeft florian zijn rijbewijs niet bij en moeten we het proberen met een kopie. Deze onzekerheid zorgt ervoor dat we ook naar andere mogelijkheden uitzien, en zodra er een grote pick-up stopt terwijl we op de bus wachten, aarzelen we niet lang en vragen we of we een eindje mee mogen rijden. Hij wil ons wel afzetten in Ridgecrest, wat ons twintig dollar scheelt voor de bus. Steve (kennenlijk een veelvoorkomende naam) is op weg naar zijn moeder in LA, wat nog zo'n 2 uur rijden is. En aangezien we niet zeker weten of het lukt met de huurauto, Florian familie heeft in Walnut, LA, een goed bed erg welkom is, en ik toch nog niet veel van de stad gezien heb besluiten we met hem mee te rijden.

Onderweg verteld hij van zijn jachtavonturen in Alaska. Grizzlies, elanden, edelhert, wolven, dassen, vogels, kortom alles wat beweegt. Met zijn custom-made 370 Weatherby kaliber is zelfs de snelste olifant een gemakkelijk doelwit. Ik stel me voor hoe hij, gehuld in groene schutkleuren, na dagen dwalen door dichte bossen, ver van alle moderne levensgemakken met een ijzeren geduld een kalf schiet. Even later legt hij uit dat ze met een motorjacht de rivier opvaren en na een paar dagen een strandje aandoen waar ze hun vierwielige motoren met aanhangers en tenten uitladen, en door de bossen racen. En op z'n minst een eland van zo'n 1000 kilo neerhalen, het beste vlees eten en de rest in de trailer gooien. Kosten: 15.000 dollar.

In het huis van zijn moeder in Fullerton zien we dat hij niet overdreven heeft. De woonkamer hangt vol met de hoofden van een enorme eland, drie edelherten en nog een paar prachtige dieren. Naast de voordeur hangt een bordje. "Hands to work, hearts to God." Hij heeft het goed begrepen. We betalen hem twintig dollar voor de rit, en hij rijd ons naar Walnut. Zo'n vijftien mijl verderop, naar het huis van Manu en Tom. Ze wonen in een typisch Amerikaans middleclass huis, buurt en stad. Een paar grote shoppingcenters, en een wijk waar absoluut niets te beleven valt, en de perfect gemaaide gazonnetjes omheint worden door grote rozen, zorgvuldig bijgehouden door gestresste midlife vrouwen. De heuvels die normaal gesproken de horizon zouden vormen, verdwijnen in de smog.

Maar Tom en Manu zijn een positieve uitzondering op mijn vooroordelen. Een geweldig stel van rond de 40 jaar. Niks is een probleem zolang we maar doen alsof we thuis zijn. Donderdag moeten ze beiden werken, maar vrijdag geeft Manu ons een rondleiding door Pasadena, het oude centrum, de Notre Dame, in hartje LA, het Disney concertgebouw en Hollywood Boulevard, waar Chewbacka arm in arm met Superwoman onschuldige touristen lastig valt. 's Avonds zijn we uitgenodigt voor een verjaardag van vrienden van Manu en Tom. We gooien hoge ogen met onze fietsverhalen. Doran, een psycholoog die constand op zijn bovenbeen slaat van plezier, kan ons maar niet vaak genoeg vertellen hoe geweldig het is wat we doen. Rond tien uur wordt voorgesteld om gezamelijk naar een karaoke bar te gaan, en daar verder te feesten.
Er zijn grenzen.
Florian en ik rijden terug naar Walnut en kijken Pulp Fiction.

Zaterdag en zondag gebeurd er niet veel. Ik boek een treinkaartje naar Flagstaff, noord-arizona, ik heb tenslotte nog wat mijlen te doen. En Florian vertrekt zondag ochtend op de fiets richting mexico. Een paar uur later belt hij op, last van zijn rug en zijn spieren, of we hem op kunnen halen. 's Avonds spelen we Risk. Ik had gewonnen, als Tom op het laatste moment niet een paar kaarten tevoorschijn toverde en met zijn legers noord-amerika binnen stormde. The fellowship has failed... Het is een harde wereld.

Zodadelijk brengt Florian me naar het Amtrak station, en neem ik de nachtrein. Vanuit Flagstaff fiets ik naar de Grandcanyon, Zion N.P., en Bryce. En van daar over de 89 naar Salt Lake City. Vandaar verder richting Yellowstone, waar ik hoop de laatste twee/drie weken op een ranch te kunnen werken en paard leer rijden. Maar dat is allemaal nog ver weg.

------ ------- -------- -------

Nu ik de mogelijkheid heb om meerdere mensen te bereiken, wil ik graag het volgende onder de aandacht brengen.
Ik zie hier wat voor een rekbaar begrip democratie kan zijn. Ik wil iedereen dan ook aansporen dankbaar gebruik te maken van onze vrijheid van meningsuiting en stemrecht. Neem eens kijkje op http://wethepeople.nrc.nl/

"Hij kwam, hij zag en hij overwon."

Zondag 14 mei, '06

Van Lone Pine naar Furnace Creek - 170 mijl

Na het plaatsen van mijn laatste bericht drinken we wat moed naar binnen in Jake's Saloon. De muren zijn gesierd met hoefijzers, six-shooters, gerafelde posters met vergane glorie en flessen whiskey. Links van de bar hangt een prikbord, waar men het plaatselijke bier kan loven, en overmoedige reizigers een laatste groet kunnen achterlaten. Een vergeelt papiertje doet me met weemoed terug denken aan mijn vaderland:

25-9-'98
Hoi
Drink coocs
in plaats van bud
dan wette dat het
goed gut.
Henk L. gennep

Dan, om half zeven, stappen we op de fiets. Een vreemd gevoel neemt ons in zijn bezit, een lichte angst voor het onbekende, en het vooruitzicht op een unieke ervaring! We vragen ons hardop af hoeveel fietsers ons hier voorgegaan zijn. Acht, negen, misschien tien. Maar beslist niet meer. In iedergeval niet op veertien mei, onder de volle maan. Even ten zuiden van Lone Pine missen we van louter euforie bijna de afslag naar Death Valley. 104 mijl, zegt het bord, wij moeten er 120 (zo'n 195 km) doen tot aan Stovepipe Wells, de eerste stop waar we vers water kunnen inslaan , en een camping zullen vinden. (ik heb overigens een camelback gekocht in San Francisco, een extra 3 liter water. Dit brengt het totaal op 4,7 liter.)
Terwijl we rustig op gang komen bespreken we de strategie voor de nacht. Florian hamert er op dat we niet sneller dan 11 mijl p/u moeten rijden, willen we het de hele nacht volhouden. Ondanks dat leggen we meer dan 30 mijl af tot de eerste stop. We fietsten twee en een half uur, rusten dan en wachten op de maan, die zich de afgelopen nacht niet voor 10 uur liet zien. Het landschap is nu compleet boomloos. De enige begroeiing bestaat uit een soort struik, die zich in de loop der eeuwen heeft aangepast aan de rotsachtige, zandstenen bodem. Op een kaal stuk langs de weg houden we halt en eten een paar boterhammen met honing en ieder een sinaasappel. Nadat we ons ervan hebben verzekerd dat er geen spinnen, schorpioenen en coyotes onder de stenen te vinden zijn, leggen we ons te rusten voor een uurtje. Een paar auto's zoeven voorbij, de meesten zonder ons te zien, maar een pick-up stopt een eindje verderop, draait om en komt onze kant uit. Over zijn vrouw heen vraagt de chauffeur of we soms een lekke band hebben. We bedanken hem voor de attentie, en ik vraag wat water. Ze hebben schrikbarend weinig over voor een auto met airco...

De pubers op de achterbank kijken wat argwanend in het rond of ze soms een ruimteschip kunnen ontdekken, negatief. Even later verdwijnt de gehele familie hoofdschuddunt richting Lone Pine.
Ik tel de sterren.

Als de maan vanachter de heuvels is opgekomen, vervolgen we de tocht. We maken wat foto's bij een verkeersbord wat nu nog maar de helft van het aantal mijlen aangeeft. We verbazen ons om onze snelheid. De gehele weg is nu voor ons, auto's hebben we al een paar uur niet meer gezien en het enige geluid komt van onze banden die over het asfalt rollen, en, sinds de maan schijnt, een enkele krekel, onvindbaar in de berm. Dan, vrijwel onverwachts -aangezien we maar enkele meters goed kunnen zien, gaat het bergaf. En hoe. Nog nooit heb ik zo een diversiteit aan bochten in combinatie met dit hoogteverschil mogen meemaken. En we gaan kei- en keihard. Overwinningsekreten echoën door de canyons aan weerskanten van de weg, rauwe kelen van wind, zand en inspanning gaan vol open. Het aangename gevoel van spanning, opgekropte vreugde en avontuur bezorgt me kippevel tot aan mijn tenen.

We doen achtien mijl in tien minuten.

De vallei waarin we afdalen verschilt niet met het hoogland, enkel in temperatuur. Onzichtbare wolken van warme lucht vermenigvuldigen naarmate we dichterbij het zeeniveau komen. In de staart van de afdaling wacht ons een aangename verrassing. Een hotel/cafe met tankstation voorziet ons van de benodigde sanitaire voorzieningen en -hoewel warm- water. De thermometer, bevestigd aan een steunpilaar, geeft 34 graden aan. Het is één uur 's nachts.

Na deze afdaling voelen we de vermoeitheid voor de eerste keer opkomen. Te meer omdat er voor ons een grote heuvelrug uit het duister tevoorschijn komt. We maken ons niet teveel zorgen, de kaart geeft dit niet aan, waarschijnlijk gaan we eromheen. Rustig peddelen we over de, nu kaarsrechte, weg. Rechts ligt een opgedroogd meer, het maanlicht weerspiegelt nu op het zout. Maar even later wordt onze vrees werkelijkheid. Klimmen, opnieuw. Met al meer dan 80 mijl in de benen. Na vijftien minuten ben ik blij als Florian zegt dat hij wil rusten. We hebben de neiging om de schaduw op te zoeken, wat -gezien het feit dat we in maanlicht fietsen- niet bijster veel uit maakt. Ik rol m'n matje uit langs de weg, en haal meteen mijn minidisc te voorschijn. We zetten de wekker op kwart over twee. Laat die spinnen maar komen.

Als we na zo'n drie kwartier weer op de fiets zitten, is het ondanks vermoeide, zware ogen, ondanks stijve, pijnlijke benen en een protesterend lichaam weer genieten. Zacht weerklinkt de saxofoon van Dick Parry in mijn oren, en maakt het door de maan verlichte landschap tot een perfekte droomwereld, ver weg van bergen, hitte en heuvels. Ver weg van mijn zware adem, en de mijlen die nog komen.

Eindeloos lijkt de klim, van soms meer dan 9%, maar uiteindelijk bereiken we de top. We zien dat we in de laatste paar mijl meer dan 1200 meter zijn geklommen. Het kost ons een kwartier om op adem te kopen, en nog steeds lijken mijn longen meer op een roestige koffiemolen. Ik bereid me mentaal voor op weer een kronkelende afdaling - al gloort de zon achter de heuvels in het oosten, we zien nog steeds niet bijster veel. Maar de weg is kaarsrecht, en we vliegen de heuvels uit. 35, 40, 47... 50 mijl per uur (80 km)!! Gruwelijk snel maar verdient.
En zo rollen we zonder verder nog veel te hoeven doen, na honderd en vier mijlen door de woestijnnacht, Stovepipe Wells binnen. Maar ditmaal vind de vreugde geen weg meer naar de buitenwereld, we zijn opgelucht, dat wel. Veel verder moest het ook niet zijn. Terwijl we met moede ogen het dorpje verkennen, niet veel soeps, schijnt een felle zon de vallei binnen.
Een tankstation met Drug Store a la Lucky Luck. Een zwembad (hier?) omgeven door een hoog hek, wat huisjes voor verhuur en een registration office. We vragen naar de camping. Die is er niet, horen we. Niet voor (wat ze noemen) regular camping. Ik ben te moe om aan te dringen. En ik begrijp die mensen hier ook wel. We zien er uit als een stelletje dakloze oorlogs veteranen. Daarbij heb ik me al drie weken niet meer geschoren.

Er zit niets anders op, we ontbijten, naast de camping, stappen op de fiets, die ineens 50 kilo zwaarder is, en beginnen aan de vijftien mijl naar Furnace Creek. (What's in a name...) Het uitzicht is ongetwijfeld de moeite waard, maar mijn ogen vallen constand dicht van vermoeidheid. Ik neem wat foto's. Voor later...

We haalden het tot Furnace Creek en er was een camping. Zonder douche, duur, maar met wat schaduw. Na de ranger gerust gesteld te hebben dat we echt pas net aankwamen, ons wassen onder een kraantje, rollen we onze matjes uit en ploffen neer in 43 graden. Ik slaap vrijwel meteen. Doodop, maar we hebben het gehaald!

Hier, mijn beste lezer, zou deze dag moeten eindigen. Maar helaas, het mocht niet zo zijn. In het kort: na een half uur wordt ik wakker door de steek van een grote zwarte horzel. En op dat moment besef ik dat we hier niet kunnen blijven. Na 20 minuten geduldig wachten en meppen, ligt de horzel platgetrapt op de grond, en daar is de volgende horzel.
Ik ben, na 27 uur zonder slaap en 200 kilometer fietsen, te moe. Strompelend pakken we onze tassen, en verlaten de camping voor, wat we hopen, een lift naar Vegas. Maar, waar het normaalgesproken stikt van de amerikanen met pickups, komen hier enkel touristen in grote tourbussen met airco. Geen plaats voor fietsers. De rangers weten ook niet echt wat ze met ons aan moeten, en komen niet op het idee om ons een lift te geven naar het eerstvolgende gehucht na death valley.


Nu we er uitzien alsof we net uit de county jail zijn ontsnapt zijn de mensen wat minder happig om ons aan te spreken. Maar na een lange, lange tijd krijgen we een lift, van Nederlanders notabene. Het maakt me niks uit dat ze terug naar Lone Pine rijden, als we maar weg zijn uit die verschrikkelijke hitte. We gooien onze fietsen boven op de koffers en tassen in de aanhangwagen, en stappen in het busje. Het is een volgwagen van een groep motorrijders, die ook niet weten wat ze hier doen. Met horten en stoten, we worden twee maal aangehouden (geen vergunning voor een commercieel voertuig - parkranger / geen nummerbord - agent) komen we op gang, en zelfs dan gaat het traag met een halfwerkende airco.
Ook hier kan ik nog niet eindigen met een eind goed al goed, want halverwege klapt de band van de trailer. En natuurlijk geen reserve wiel. Fietsen eruit, onze tassen kunnen wel mee in de bus, maar wij moeten de veertig mijl (!!!) naar Lone Pine zelf doen. Ik kan me nergens meer over opwinden, en denk alleen nog maar aan slapen. Langzaam beginnen we aan de klim. Als er na zo'n drie kwartier een pickup voorbij komt, gebaar ik heftig teneinde hem te stoppen, waarbij ik bijna de afgrond in verdwijn. Maar hij stopt. We gooien onze fietsen in de bak en klimmen in de koele cabine. Steve verteld wat over zijn werk, iets met een droog meer waar water in moet. Maar ik hoor het al niet meer. Het is acht uur 's avonds als ik mijn ogen sluit in het goedkoopste hotel van Lone Pine. Op een zacht bed, na 38 uur.

Ik kwam, ik zag, en ik keerde om...

Sunday, May 14, 2006

Het wilde westen: A long way from home...

Zondag 14 mei / Lone Pine, california

Tot nu toe is het me nog steeds gelukt om netjes alle dagen te verslaan, san francisco daargelaten, maar nu ik in het binnenland ben, is het bijna onmogelijk geworden. Vandaar een korte update van de laatste dagen, en een blik vooruit.

Vanaf Yosemite bug was het een korte rit naar Yosemite Valley, waar het allemaal te doen is. Redwoods, grote bomen met een zachte schors, en enorme watervallen. Nog op zoek naar de juiste camping werden we, ik en preston, uitgenodigt om een campsite te delen met een echtpaar uit zuid-afrika, waar een erg interessante avond op volgde. Heather is de oprichtster van Gods Golden Acre (.nl), een project waar ondertussen 5000 aidswezen een onderkomen en verzorging hebben. Ze is hier voor de publicatie van haar biografie. De volgende ochtend krijgen we nog wat eten mee als zij vertrekken.

Wij gaan naar Camp 4, een goedkopere camping waar we drie dagen verblijven. De eerste dag gebruik ik om wat aan m'n fiets te klussen (overigens in san francisco de achter(buiten)band vervangen, deze was compleet versleten). De tweede dag, dat was 4 mei, samen met een stel uit Redding, ca naar de top van Yosemite falls gewandelt. Wonderschoon, machtig: genieten!

Na nog een dag rustig aandoen, ik was wat grieperig en had al een paar dagen last van mijn schouder, vertrek ik in tegenstelling tot eerdere plannen naar het noorden over hwy 120 en 49 richting Jackson. Onderweg doe ik de Rawhide waldorf school aan. Een mooi schooltje midden in een landschap van boerderijen, eikebomen en kleine dorpjes. Overnacht bij de lerares van klas 4, en in de berm net na Jackson, waar de 88 me naar het oosten over de bergen moet brengen. Het is 18 uur als ik na een praatje met Pete van Vliet, een americaan met duidelijke europese wortels en een reusachtige vrachtwagen met hooi, op 6500 voet (2300 meter) mijn tentje opzet in de sneeuw. Een prachtige zonsonder- en opgang. En geen beer of bergleeuw te zien. Het is de volgende dag flink klimmen met twee passen te gaan, maar het uitzicht is en blijft prachtig. Silver lake is nog bevroren, maar de eerste wilde ganzen zwemmen al in een wak bij de dam, en bedelen even later om de chips die ik van Pete heb gekregen. Ondanks de bergen fiets ik zo'n 70 mijl, met aan het einde een afdaling waar ik mijn persoonlijke snelheidsrecord verbeter. In Walker, aan de andere kant van de Sierra's dus. Bij een familie slaap ik op de trampoline in de tuin.

De volgende dag ontmoet ik Florian (30 jr), een fransman, volgens afspraak een eindje voor Mono Lake. Hij fiets van Canada naar Guatamala (respect!) en we zullen samen death valley doorkruisen. In Lee Vinning, aan mono lake, krijgen we gratis eten en bier bij het Mobile tankstation, erg lekker!, en slapen onder de sterren.

Gisteren heb ik ontdekt wat woestijn hitte is, als we na de supermarkt om 12:30 naar buiten komen en lopen (of fietsen) in de zon voelt als een regen van zweepslagen. Hier besluiten we om Deathvalley, waar het zo'n 45 graden zal zijn, 's nachts te doorkruisen, ideaal door de volle maan. Nu zijn we in Lone Pine, het laatste oord voor de Vallei van de Doden, wens me geluk en denk aan me de komende 24 uur. Want zolang zullen we moeten fietsen om dit te overleven. We vertrekken om 18 uur. Het avontuur schraapt met zijn hoornen hoeven over de ruwe grond, Death Valley, here we come!

Thursday, May 11, 2006

Dag 21 - Yosemite Bug Y.H.

Dag 21 / 1 mei

Van Highway 140 naar Yosemite Bug Youthhostel

Ondanks ons voornemen vroeg te vertrekken staan we laat op. Slaapzakken zijn nat van de dauw, maar zullen gauw genoeg droog zijn door de zon. vandaag is het weer zo'n 95 graden F. Preston is al op en helpt met kippn voeren. de familie trakteert ons nog op pancakes met veel ahorn siroop. Ook mogen we gebruik maken van de douche. hard nodig na een week fietsen en zweten.
De kinderen blijven thuis van school vanwege de staking. Een actie tegen de nieuwe immigratie wet, die iedere immigrant zonder verblijfsvergunning tot een crimineel maakt. Daarbij maakt het niet uit dat veel van deze (voornamelijk) mexicanen al zo'n 15 jaar in amerika wonen en werken, voor een paar dollar per uur. Ik hoop dat het de regering duidelijk wordt dat amerika niet eens meer zonder deze mensen kan.
Het is dus erg gezellig in de ochtend zodat we, na alle goede wensen en een extraatje onderweg, het na twaalven is voordat we vertrekken. Michael, 18 jr. is -net als de rest van de familie- erg onder de indruk van onze prestaties, en plant spontaan een trip naar Santa Cruz: Op Zijn SkateBoard! Zo zie je maar weer, het kan altijd gekker.
Hwy 140 heeft geen verharde berm, en de rijstroken zijn smal. Vervelend hoor, die fietsers die op z'n minst 20 centimeter van de weg in beslag nemen, als je in je 1:1 hummer plankgas naar Yosemite wilt. Maar na die paar auto's die wilden bewijzen dat hun claxon functioneert is de rest van het verkeer relatief galant. De drukte en de hitte zorgt voor een goed tempo.
Vlak voordat we aan een lange klim beginnen naar Mariposa houden we halt bij een tankstation met een fietsersvriendelijke picknick tafel onder een grote eik. Preston zorgt voor een heerlijke, dubbeldicke zelfgemaakte sandwich, en ik haal -geheel eigenhandig- een corndog (hondenvlees met een laagje maismeel) en twee tostidos (ondefinieerbaar) in het tankstation.
Het is zo'n 35 graden tijdens de twee uur durende klim, maar daarna een welverdiende afdaling tot aan Mariposa. We kopen wat postkaarten in het eerste 't beste winkeltje en ik ga op zoek naar een nieuwe USB kabel voor mijn camera. Preston wacht op 't trapje naast de computer zaak (gerunt door een opa van ver voor het chip tijdperk) die geen kabel voor me heeft, zodat ik het een eindje verderop in een fotowinkel probeer. Ook daar vang ik bot, terwijl preston, al tijd dodende bij de computer zaak, drie politieagenten aan de haak heeft geslagen. Aangezien hij geen id of rijbewijs (bij zich) heeft, voorzie ik een hoop trammelant. Na een korte ondervraging wordt ons verteld dat de vrouw uit de woning boven de computerzaak zich bedreigd voelde. Wij zeggen dat het ons spijt, hoewel we niemand anders dan het levend fossiel uit de winkel hebben gezien. En als we aanstalten maken te vertrekken is het ok. De macht van de politie hier is anders dan in Nederland.
Terug op de fiets, zonder usb kabel, rijden we naar het eind van het stadje. Er was ons verteld dat er een erg goede hamburgerjoint moet zijn, genaamd Miners In. De hamburgers zijn niet erg bijzonder, maar wat het bezoek leuk maakte was de familie Jansen. Overgewaait voor een bezoekje aan hun kroost dat studeert ten zuiden van San Francisco. Het is een erg gezellig etentje, dat -geheel tegen alle vooroordelen en tradities in- op rekening is van de Jansens. Nogmaals bedankt!
Het is inmiddels bijna 7 uur, tijd dus om een plek te zoeken voor de tent. Maar Preston prefereert de jeugdherberg voor vanavond. Het is al bijna donker (afgaande op de geur moeten we in een erg mooie omgeving fietsen) als we een derde fietser inhalen. Jo, zonder tassen maar met pistool, verteld hij. Nu, ik ben een weinig naief, maar ben toch blij als hij een paar km voor de jeugdherberg een hotel neemt. Ik juig te vroeg, want vlak voordat we de parkeerplaats opfietsen komt hij weer achterop. Het hotel was te duur (zei hij, en besloot ons in onze slaap te vermoorden.)
Toch besluiten we een tentcabin met hem te delen (Preston is wat minder achterdochtig, en het maakt ons verblijf een stuk goedkoper). Ik ledig een Rootbeer en een Orange Juice, preston een Guinnes. Mijn bed is te zacht om nog aan Jo en z'n pistolen te denken. Lang leve de slaap!

Tuesday, May 02, 2006

Vervolg van dag 20

Dag 20, vervolg / 30 april

Van Chowchilla naar Hway 140

Als we vertrekken uit Chowchilla wordt het landschap weer groener. Minder omgeploegde akkers en wat meer bomen, maar nog steeds zo vlak als nederland. Als we voor een huis de kaart bestuderen wordt ons prompt een groot stuk chocoladetaart aangeboden. De man - een schoolbus chauffeur - helpt ons met een route over rustige wegen tot aan Planada.

Het is al vrij laat inmiddels, en hwhy 140 blijkt een drukke weg te zijn. Als er vanuit een voortuin uitbundig naar ons gezwaaid wordt hoeven we dan ook niet lang na te denken. En met de stoute schoenen aan vragen we of ze een plekje hebben voor onze tent. Ze kijken elkaar aan en met een glimlach bieden ze ons ook maar aan om de maaltijd met hen te delen. Blij met deze verwelkoming zetten we de tent op en hebben een erg gezellige avond met deze half mexicaanse / amerikaanse familie.
Hun bestaan is wat onzeker nu vanwege de nieuwe immigratie wetten. Ze vertellen dat de vreemdelingendienst schoolbussen stopt om kinderen daaruit weg te kunnen halen. Kinderen die hier al 10 jaar wonen samen met hun ouders en niet beter weten dan amerika.

Het is elf uur als we besluiten om onder de sterren te slapen. We worden even opgeschrikt door de sproeiinstallatie maar we blijven droog. Een koele bries waait zachtjes over de prarie. Welterusten.

P.s. Voor diegenen die zich het afvragen, ik ben mijn km teller kwijt geraakt in San Francisco vandaar geen mijlen meer in de blog. Ik schat dat in nu aan de 950 mijl zit.